De eerste symptomen van decubitus zijn roodheid of een blauwe verkleuring van de huid. Deze verdwijnen niet wanneer de huid vrij is van druk. Meestal gaat deze roodheid gepaard met irritatie en een branderig gevoel. Wanneer de eindgebruiker in een rolstoel niet (gemakkelijk) kan bewegen, blijft de huid onder druk staan en verergeren de klachten. De roodheid kan dan overgaan in zichtbare huidschade.
Decubitus wordt doorgaans in meerdere categorieën opgedeeld. In het internationale NPUAP/EPUAP decubitus classificatiesysteem wordt het als volgt beschreven:
Categorie I: Niet-wegdrukbare roodheid van de intacte huid.
Intacte huid met plaatselijke, niet-wegdrukbare roodheid, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel. Rond de plek kan het pijnlijk, week, warmer of koeler zijn dan de omliggende huid. Bij een donkere huid is een verkleuring mogelijk niet waarneembaar.
Categorie II: Verlies van een deel van de huidlaag of blaar.
Beschadiging of een beginnende oppervlakkige, open wond aan de huid. Deze kan er ook uit zien als ontvelling of een open of gescheurde blaar die met vocht gevuld is.
Categorie III: Verlies van de volledige huidlaag
Een diepe wond waarbij ook het weefsel aangetast is. Onderhuids vet kan zichtbaar zijn, maar botten, pezen of spieren niet. De diepte van een categorie III-decubitus wond varieert, door het aanwezige vetweefsel, per plaats op het lichaam.
Categorie IV: Verlies van de volledige weefsellaag.
Een diepe wond met blootliggend of direct voelbare spier, pees of bot, door het verlies van de weefsellaag. De eindgebruiker kan last krijgen van afgestorven weefsel (door necrose of fibrine).
Categorie Niet-classificeerbaar: Diepte onbekend.
Verlies van de volledige weefsellaag, waarbij de wondbodem niet meer zichtbaar is door het afgestorven weefsel (door necrose of fibrine). Zolang dit niet verwijderd is, kan de werkelijke diepte niet vaak worden bepaald.